31. dec, 2012

Syl geeft een getinte herfstborrel

De straten glanzen van al het nat. Het water is met oorverdovend veel lawaai gekomen van boven. De zon breekt door de wolken en geeft diepgang aan de plassen. Oppervlakkig de uitstraling van natte mensen die de straat bewandelen. Een hond schurkt langs een groen uitgeslagen boom en kijkt met trouwe ogen vergenoegzaamd naar omhoog. De marktkoopman staat in een droog hoekje onder het kletsnatte zeil, peukje op half 7. En ik? Ik kom voor nootjes. De tocht gaat verder naar de vleesafdeling, halal en altijd lol. Als laatste koop ik de kruiden van de Turkse groentewinkel. De sigaar op stand schiet er even bij in. Die parkeer ik naar de dag van morgen.

De middag loopt af naar donkere lucht en zware parfum loopt achter me te hijgen. Ik ruik en duik weg in de kraag van mijn jas. De markt eenmaal af klaart mijn humeur onmiddellijk op. De boodschappen gedaan, spoed ik huiswaarts. Lekker, de activiteiten in het algemeen die komen gaan. Koken, bakken, voorbereiden van hapjes, de leuke gedachten die komen en die even vlug weer gaan. Ik hoor de zweefmuziek galmen uit de boxen. De witte wijn smaakt ook bijzonder goed. De kamer geurt en de eetverzoekjes en burenaanbiedingen van lekkers stromen binnen. Ik kook nog rustig even door.

 

Eenmaal bevrijdt van inspanningen mag het feest beginnen. Een borrel, het klinkt zo gewoon. De kamer vult langzaam. Mooie wijnen komen binnen, muziek, lieve buren, vrienden van de dijk en het werk. Het lijkt zo gewoon. We kletsen wat, draaien plaatjes en verzoekjes, we dansen, flirten, huilen diep van binnen en meerdere enkelingen doen gek. De deur blijft open en de sigaren staan buiten te roken. Er wordt gelachen, gezoend, hier en daar een rake opmerking parerend, wordt omarmd en stevig geschonken. De avond zet goed in en eindigt evenzo. Klokslag 4 gaan de laatsten per wiebelende fiets richting stad. Ik hou mijn hart vast en sluit af in mijn hoofd.

 

De kater blijft uit. Tenminste de hoofdpijnkater, zoveel is waar. Opruimen? Nee dat is voor later. Ik wandel liever langs het water. Muizenissen moeten verdwijnen uit mijn hoofd. De wind is krachtig echter net niet genoeg. Ze vervliegen niet, blijven hangen als een zwaard van Damokles boven mijn hoofd. Ik doe pogingen en vecht. Vecht alsof mijn leven er van afhangt en verlies een kostbare innerlijke strijd. De woorden verkeerd en de intentie niet gehaald waai ik terug naar huis, de wind in de flanken. Ik strijd tegen mijn opgeruimde vrije karakter en snap nu even helemaal niets. De avond is zwart. Pikzwart en valt als een blok op mijn maag.

 

Het feest dringt weer langzaam tot mijn enigszins botte hersens door. De bovenkamer wordt weer heerlijk gevuld met mooie gedachten. Ik zweef weer en leef. Dat is uiteindelijk alles wat ik echt oprecht wil.

 

26 November 2012.