31. dec, 2012

Syl gaat naar de zee.

Het is 2 uur en de trein boemelt op zijn gemakje Castricum in. De zon doet goed zijn ding. Richting zee en camping Bakkum is het even slikken. Hoe zo parkeerplaats vol? 2 mannetjes in zonnig gele hesjes hebben dan ook nog de weg afgezet. We rijden door de barrière en lachen vriendelijk. We doen of we locals zijn. De campinggasten op Bakkum zijn hopelijk ook zo brutaal. De auto in de berm gemikt lopen we niet over de gebaande paden. Het drinkwatergebied is prachtig en het water zo helder. We drinken wat, lopen wat en babbelen wat. Dan echt supersteil het pad dat leidt naar het strand. Ik laat me vallen en met grote passen ben ik snel beneden. Warm het zand aan de voeten en heerlijk de zeewind door mijn haren, het zilt op mijn papillen en de zon op mijn toch al rode toet.

 

We lopen richting Heemskerk langs allemaal mooie mannen alleen en bij paal 48 slaan we af voor een plek alleen voor onszelf. Niemand hier en dat op zon drukke stranddag. Het schelpe vrouwtje komt langs met haar gebruinde mooie man. Zij is een vrouwelijke Sil. Alles wat ze kan gebruiken neemt ze mee. Ze bivakkeren bij het stukje kunst op het strand. We lopen langs voor een praatje. De man zit voor de tent en verteld over paal 47. Paal 47 bestaat niet meer. Nee die ligt bij zijn zoon in de tuin. Met de trekker heeft hij de paal, of liever wat er nog van over was verwijderd van het strand. Een onverlaat heeft met de strandwagen tegen de paal op gereden. Ik moet hard lachen. Het strand is namelijk ongelooflijk breed en de palen 250 meter van elkaar verwijderd. Ik denk meteen zo dat is knap. Misschien heeft deze daad een dubbele lading? Hier begint namelijk het naaktstrand zoals alle mooie mannen weten. Nou ja voor mij om het even. De journalist is net vertrokken, morgen staat het hele verhaal in de Kennermerduinenkrant.

 

 

Het is tijd voor een duik in zee. Ik voel voorzichtig met mijn grote teen en trek terug. Al schuifelend mag de kou wennen tot mijn knie en dan het hele been. Ik gil dit is niet te doen ik wil terug, maar nee ik heb mezelf beloofd geen mietje te zijn. Ik loop door langzaam maar gedwee. Dan eindelijk tot mijn kin in het zoute nat. Ik huiver en heb kippevel. Ik probeer wat te zwemmen, wat te bewegen maar overal voel ik gekke dingetjes aan mijn handen. Allemaal babykwalletjes om me heen die sabbelen aan mijn lijf. Gelukkig hebben die nog geen tandjes. Ik ril bij het idee. Snel, nu wil ik heel snel eruit. Mijn lijf kriebelt overal, brrrrr.

 

Eenmaal opgedroogd lopen we langs de zee. Een kolonie zeemeeuwen als behang op de duinwand. De aalscholvers scheren langs en duiken diep weg in de zee. Ik snuif de zilte lucht en de schelpjes kraken onder mijn blote voeten. De wind is oorverdovend en de zee beukt een heerlijke dreun. Ik lach en ben gelukkig. De windmolens op zee als staafjes zo fragiel. De mannen krabben wat en lopen te flaneren. Ik kijk het snoepgoed aan en denk het mijne. De avond valt en het ruisen van de zee overstijgt bijna mijn gemoed. De kinderen zitten vol met raketijsjes en hebben een ongelooflijk zwarte toet. Wij gaan voor bier en mooi glas rosé. De zon brand nog maar net.

Vele uren later zien we zon afdalen in zee. De kinderen naar bed en de rust op het strand wedergekeerd. Heerlijk deze avondmomenten. We praten over moeilijke dingen, gevolgd door heerlijke luchtigheid. We drinken stevig door en dan is het toch echt tijd om het strand te verlaten. Zwijgend lopen we terug. Ik lach van binnen.

 

25 Juli 2012